Tuin
Begrip: Tuin | |
meervoud | tuinen |
woordsoort | zelfstandig naamwoord |
bijbehorend lidwoord | de |
Definitie | |
Een tuin is een soms afgesloten, soms open stuk grond waarop gewassen worden verbouwd. | |
Synoniemen | |
gaarde gaard hof hortus |
|
Antoniemen | |
- | |
Soorten tuinen | |
moestuin siertuin wijngaard kruidentuin |
|
Rijmwoorden (Wat rijmt er op tuin?) | |
bruin kruin duin puin |
|
Allitererende woorden (Wat allitereert er met tuin?) | |
thuis tuig Teun tuit tuiten tuimelen |
|
Uitdrukkingen | Betekenis |
Iemand om de tuin leiden. | Iemand misleiden |
Wie in zijn eigen tuintje wiedt, ziet het onkruid bij een ander niet. | Wie zich om zijn eigen zaken bekommert, heeft geen tijd om zich te ergeren aan de tekortkomingen van een ander. |
Etymologie | |
Tuin is verwant aan het Engels woord 'town' (stad) en het Duitse woord 'Zaun' (hek of schutting). Het woord betekende oorspronkelijk 'een door hekken afgesloten stuk grond', wat in de loop van de tijd in deze drie talen een iets andere betekenis kreeg. | |
Verwante begrippen | |
afgeleid werkwoord | tuinieren |
persoon die zich ermee bezighoudt | tuinman / tuinvrouw / hovenier / tuinder |
Vertalingen | |
Engels - Frans - Duits - Spaans Arabisch - Bosnisch - Fins - Fries - Grieks - Italiaans - Indonesisch - Pools - Roemeens - Russisch - Tsjechisch - Turks - Zweeds |
© 2024 Harm Schoonekamp | contact | Talennet | FAQ | sitemap.
" Je wordt geboren, je leeft een tijdje, je begrijpt er geen bliksem van en je gaat dood. "